Schijndel kent veel kunstenaars. In deze nieuwe serie maakt het Schijndels Weekblad portretten van amateurs en professionals die zich met allerlei vormen van kunst bezighouden.
Haar atelier ligt op een wel heel bijzonder plekje. Wie door de tuin van het Jan Heestershuis wandelt, kan de keramiste José van Esch vaak in een soort monumentaal tuinhuisje aan het werk zien. “Jaren geleden moest ik voor de WIK-regeling regelmatig exposeren. Het leek me wel wat om dat een keer in het Jan Heestershuis te doen. Toenmalig conservator Hans Oomen kon me daar niet aan helpen, maar had nog wel deze plek te huur. Ik nam ‘m niet aan. Later kwam ik hem weer tegen en ik hapte alsnog.”
Dat was een jaar of twaalf geleden en spijt heeft ze nooit gehad. Een van de leuke dingen die ze doet is immers het geven van workshops en lessen en daar is het museum de perfecte ruimte voor. “Volwassenen en kinderen leren dan bijvoorbeeld een schaaltje te glazuren of beschilderen. Dat gaat dan de oven in en een paar weken later kunnen ze het op komen halen.”
Dat contact met mensen is voor haar als kunstenaar wel heilzaam. “Als je altijd alleen werkt, heb je niet meer in de gaten dat je ergens goed in bent. Dat merk je wel als je anderen iets leert”, legt ze uit. En aan de andere kant raakt ze ook weer geïnspireerd door de cursisten, want die kunnen een heel eigen, originele benadering hebben.”
Tegenwoordig is José keramiste, maar aanvankelijk studeerde ze af als architectonisch monumentaal vormgever. Iemand die beelden ontwerp die passen in een specifieke buitenruimte. “Ik was heel erg afhankelijk van opdrachtgevers, werkte veel samen met bedrijven en gemeenten. Daarbij merkte ik dat ik het leuk vind om juist onafhankelijk te zijn, echt zelf iets te maken.” En dus ging ze keramische vormgeving studeren in Tilburg.
Keramiek is in feite een heel breed iets. Porselein valt eronder, maar net zo goed een wc-pot of een van klei gemaakte wandversiering. Zelf werkt ze veel met aardewerk. “Voor leken gebruik ik vaak de term pottenbakken”, vertelt ze.
Al doet die term haar werk geen recht. Oké, voor haar serviesgoed gebruikt ze soms mallen. Wat het echt kunstzinnig maakt, is de manier waarop ze die beschildert. Soms geheel met de hand, soms met bijvoorbeeld keramische foto’s. Van mooi servies kan ze echt genieten.
Het meest trots is ze op haar theepotten, die ze misschien al twintig jaar in alle soorten en maten maakt. “Ik houd echt van een mooie theepot”, legt ze uit. “En ik vind het prettig om binnen kaders te werken. Als je mij zegt: ‘maak maar iets’, dan kan ik daar niks mee en gaat het alle kanten op. Zo’n theepot geeft fijn richting.”
Trots toont ze een theepot die wel iets van een gezicht heeft. De tuit lijkt een mond, erboven zitten twee openingen als ogen van een buitenaards wezen. “Het zou zo een figuur uit een schilderij van Jeroen Bosch kunnen zijn”, stelt ze vast. Niet dat ze daaraan dacht toen ze het object maakte.
Net als veel andere potten zou het werk echt bruikbaar zijn. Al zal geen koper dat doen met zo’n bijzonder object. Er zijn er ook die hun functie verloren hebben, bijvoorbeeld omdat er een motief van gaten in zit.
Als ze als kunstenaar nog iets zou willen, is het wel die theepotten eens een keer allemaal tentoonstellen. “En dan het liefst op een echt mooie plek. Zoals het Princessehof in Leeuwarden, een keramiekmuseum waar je echt eens moet gaan kijken.”
Meer info over José en haar bezigheden is te vinden op www.josevesch.nl.